Op Beppe's erfje met wat bomen
Stond een spitkeet laag en sober van bouw
In de kleine schone vertrekken
Woonde de eenzame wijze oude vrouw
De jaren gingen voorbij
Ze treurde om het heengaan
Van hare man en kinderen
Ze gingen naar elders
Ver weg van Beppe's stee
De kinderen namen bij het afscheid
Omdat het niet anders kon…
Het is even stil
Ik dicht niet meer
Schrijf geen proza
De geest is dicht
Ik tel tot tien tot elf
In een hol gewelf
Zodat niet gaat verloren
Geluid van de koeienhoorn
De oproep fel en stom
Tot het heidendom
Heb ik geweerd
Ik ben bekeerd
Tot wat ik altijd was
Een degelijke grapjas
Wel met christelijke waarden
En moppen zonder baarden…
fluistert hees het oude verhaal
van moord geweld en wetteloosheid
duizendjarige eiken heilige plekken
offerplaatsen de bodem doordrenkt met bloed
wodan en donar rijdend door de lucht
kruisen op kapellen en schedels aan gevels
angst voor het geweld van blauwe flitsen
rommelende donder in een kolkende hemel
ratelende echo's ontstellen het heidendom…
En toch roept de ingeboren weerklank
des Vloeks die eens het wroetelend Mensdom sloeg
en schreeuwt het zingend Oorbeeld tegen, en
vol onbewuste wanhoop pijnt hij om
het buiten ziel en leven te verbannen,
zijn eigen tot een straf; gelijk die boeters
in 't heimelijk en somber Heidendom
die, dansend voor een goddelijk wangedrocht,
in bloeddolheid…
." -
Een warm en ijv'rig vriend der Zending
Vraagt hem een gaaf voor 't Heidendom,
“Mijnheer!" is 't antwoord, vastberaden,
“Kom met dit aanzoek nooit weerom;
Er zijn in eigen land en natie
Nog zoveel heid'nen !…