Ik heb me geëvenaard
naar jouw paradijs, mijn woorden
gevlochten naar jouw
zinnen, je beeltenis
vereeuwigd op het vlakke water, je hand
gerijmd onder mijn dichterswoorden
noch mijn stortvloed die ons
deed waden door het onverkorte koren
beitelde jouw besef terug in de volkomenheid
van trouw, neen jij stierf mijn dood
alvorens mijn adem…
Kind van tijd en onbesef
Vestigt u hier in uw habijt
uw brief met aanhef
getekend met zwart krijt
De dood onlangs
kwam mij te vroeg
waarlangs de lans
ook mij begroef
niet in aarde of in steen
of in de ruimte eromheen
was er plaats voor deze gek
vanachter een gesloten hek…
vogels
divers gekleurd dat zie je zo
de zitting is niet in de boom
waar zij het hooglied zingen
over leven dat achter hen ligt
hun bomen is het land van ooit
op iedere hoek van de straat
stukjes brood die ze missen
er staan nu banken die kreunen
dat het allemaal zo moeilijk gaat
voordat steun er nog niet was
grijze duiven koeren onbesef…
doener
zo iemand met mouwen handen
die de pakken niet laat zitten
onderwijl wat anders plant
om later te verkopen
nee, de dader een mens
op zijn rouwgerande vingers getikt
bestookt met wederloos betoog
dat hij en hij alleen
ja, niemand anders
zo gaat dat altoos door
de dader, de mens
die niet beter kon
zich vergist heeft
schromelijk onbesef…
elk seizoen mijn vriend
viert de voortgang
maar ook nestelt twijfel
zich in de kruin van onbesef
terwijl het waarlijk besef
in ieders bezit
een balletje mee speelt
waar is het moment
gebleven dat akkers
werden geploegd en
hoge vorens de wallen
waren van ons zandkasteel
ergens huilt de wind,
dezelfde wind van toen alleen
het spreken…
Te denken de ononderbroken uren
aan de volkomen overvloed van dit
verwezenlijkte; onvervreemd bezit,
dat blijven zal en ongeschonden duren;
het onbesefbare van deze gave
van ene andere en die naast ons was
ter vereenzelviging en zelve pas
het inzicht vond van banden, die begaven.…