het rad schept
zwart door oplichtend
water van de beek
die na de sluis
met veel geruis
meandert door het land
woordloos is de kracht
van het donkere schoepenwiel
grote stenen malen graan
geheimzinnige verhalen gaan
over bewoners van het huis
zij persen ook de boeren uit
het landelijk tafereel
heeft iets mystieks maar
de eeuwenoude…
Wat een weelde stil te dwalen
uren lang,
door de lover-kathedralen,
rijk aan zang,
velden langs met wind-bewogen
goudgeel graan;
vlagen kwamen, vlagen komen,
snellen aan,
en te speuren onder ’t dolen
schaûw op ’t pad
en te zien de watermolen,
’t waterrad,
dán te luist’ren en te leven
in ’t geruis
en…
uit de soeks
Hun haren glommen, ach zo mooi
door soenna's messen fijn gesneden
En zij lazen voor het theehuis
uit het theeblad van hun leven
Zag ze gaan ooit, dadeldragers,
broodverkopers nog van toen
Langs blauwgepuide smalle straten
tempelpoorten, oude stegen
Hoe zij speelden met elkaar
als aan het tandwiel van het leven
Zoals waterraden…