poëzie fluistert in de nacht
buldert op hoge golven
zwiert en zwaait met zwaluwen
is in mysterieuze mist
kaalgevreten viskoppen
ziet het eerste babylachje
zwijgende mensen in een lift
de spin, die zijn prooi leegzuigt
een schreeuwende marktkoopman
lichtstraal op een herfstblad
opgejaagde vluchtelingen
oneindig wentelt poëzie…
hoe zij dromerig danst
op het golvend lied van een windbazuin
die haar lichaam streelt
tot een moszachte tuin
hoe een storm haar bekken beukt
tot zij het schip met gescheurde zeilen
en woordflarden loodst naar een kust
waar zij met verwarde krullen rust
je bloedt, zegt zij, de maan strooit
scherven, kom hier, ik ben je vampier
en uit…