slaap maar
sust het kind
zeeblauwe ogen
golven
in zilverzachte haren
rond haar gezicht
sterrenstralen
kussen
mijn ogen dicht
in toverlicht
slaap ik
veilig
in haar armen
en droom
alles licht…
en de zee
zij zeilde voort
toen in mijn arm gelegen
een droom werd vermoord
nu ligt langs mij het zand
in dichte, witte vlokken
't treurt om eb en vloed
de dagen zo verwant
in mij loopt nu verloren
het kind dat speelt met meeuwen
waar kan zij dan nog tekenen
't hart met zilverzachte rand…
zilverzacht glanzend haar
omlijst je lieve trekken
rond diepbewogen ogen
neus en mond
jouw lijnen zijn gegrond
in toppen en in dalen
waarvan jij nog verhalen kunt
door en door ervaren
gekende bloei verloren
bekoort nu zijden huid
ruim gedrapeerd om je wezen
blikken die het bewuste lezen
waaruit ze zijn geboren…
Wijl sterren bleekten zilverzacht en bleker,
Blies warme wind de morgennevels over,
Luid juichend zong en hoog en klaar en zeker
De jonge vogel in het wiegend lover.
Die floot en zweeg en floot dan weder blij
Uit hart en keel. Toen antwoordde verheugd
Mijn ziel met zang en zachte mijmerij.
Ik dacht aan u. Ik denk aan u altijd.…
Geen mens zal ons
ooit storen
op de magische plek
langs de rivuier
waar zuiderwind waait
een koele zomerbries
door jouw
zilverzachte haren
ik raak jouw groene ogen
even lichtjes aan
jij voelt je verblind
door dit nachtelijk elfenkind
in dit sterverlichte uur
vrijen wij ongezien
in gedachten van gevoel
beider ziel smelt samen…
vandaag ben ik zo in mijn schik
want speenkruid stilt dit ogenblik
reeds in de vroege morgenstond
spriet groen al uit de zwarte grond
en op mijn wang verschijnt een blos
de ribes gooit de trossen los
zo zacht als poesjes die ik streel
zijn katjes zilverzacht fluweel
een merel kwettert liefdevol
de prunus barst z’n kopjes bol
ik zucht…
Op het plein stond elke winter
een oude oliebollenkraam
aan kwaliteit en lage prijzen
dankte de zaak zijn goede naam
De vele spiegels in de wagen
van zilverzacht geslepen glas
gaven deze kraam het aanzicht
alsof hij niet van deze wereld was
Klanten die even moesten wachten
staarden naar het fijne goud
op de lijsten rond de spiegels
en…
Toen kwam weer dat stemgeluidje,
Zilverzacht uit verre zee:
"Riep je nu weer m'n baasje?
Riep je, dwergje Piggelmee?"
32.
"Ja ik!" riep verheugd het dwergje,
"'k Dank je voor het huisje wel,
Maar ik wou zoovéél nog hebben,
Meubels en gordijnenstel."
33.
"Ga maar! Ga maar!"…