Starend in de zonnespiegels van de Maas
bengelen tranen aan de kaken van een dwaas
Mijn lief mijn schat, jij rotte appel van mijn oog
borende meelworm die mij bedroog
Knagend aan schillen vlees en een toereikend klokhuis
maalde jij onvermoeibaar zielendeeg fijn tot hatelijk steengruis
Palingen in kadaverkamers verdringen voor herinneringen…
Als vrede op je neer kijkt
Het hart voelt zich verrijkt
Ogen dwalen en natuur wordt begroet
Dit leven straalt zoetgevooisde gloed
Vriendelijkheid speelt van binnen
Het mooie van de dag zal nu beginnen
Gemoedsrust kan innerlijk spelen
Vlinders in het veld met liefde delen
Zonnespiegeling in een meer
Heuvels in groenzicht
Vlinders dalen…
Ik heb niet veel nodig om leeg te zijn,
het noodzakelijke is gelukkig weinig,
de zonnespiegeling is vol genoeg,
ogenschijnlijk geen rimpels voor de boeg,
des te meer te kijken vanuit een tolerant
gevoel vanuit het niets waarin ik
moeiteloos in onderga, alhoewel
daarvoor staat het doel niet garant.…
De zonnespiegel
klettert venijnig
stekend zilver
in het beige zand
Een felblauwe hemel
vraagt de cactus
die niet is
waar hij mooi zou zijn
Deuren gesloten
voor dit moment
Kauwend lokt hij visioenen
uit zijn tent
Met hulp van God
zoals hij peyote benoemt
Indiaan voor even
niet zo beroemd
Een eenzame steen schittert
wit…