Magnolia
Later zal ik het wagen te dromen
over de denkbeeldige spruit die groeit
in de schaar van haar schoot.
Nu bries ik terwijl bij een verzinsel
hoe een vreemdeling haar schouders ontbloot.
Zij, magnolia die een schaduw over me werpt
en de distels aan haar grillige wortels sterven.
Terwijl de kraaien landen
op de stangen van het sterfbed
lik ik haar suikerlippen
luister naar het gegons van genot
zie de klamme blozende bloem.
Stuipend lach ik me kapot.
Haar wangen met kuiltjes, tache de beauté
De geaderde hals vloeit open
Ik plak van het zweet
Mijn adem schiet te kort.
Ik vel je levend
zei ik en dacht
(tot het uiterste gedreven)
(met het mateloze verweven)
Iedereen en overal en alles.
Overdreven zullen ze dit noemen.
Geplaatst in de categorie: liefde