Fietstocht II
Gelijk een oud tuig dat niet meer dienen zou,
Doorheen ’t getij van winterkou,
Had ik m’n hoop, m’n fiets geborgen,
Verbeiend d’eerste Lentemorgen.
Want door m’n fiets mag ik verhopen
De witte Lente door te lopen,
Te rennen, daarom verkies ik niets
Als hoopsimbool boven m’n fiets.
M’n fiets dat is namiddagdolen
Van m’n Lentewitheid, in nikkel Farandole;
M’n fiets dat is het klingen
Van m’n veloschel, in zonnekringen.
M’n fiets dat is het kettingruisen;
Dat is het vlieden van de rode huizen
Om mij heen; dat is de landweg, gans verlaten
In z’n witte maagdgewaden.
Dat is het horizonnen-deinen
En ’t jonge zonneschijnen,
De bomen, die verdwijnen
Achter mij, de grachten die verkwijnen.
M’n fiets dat is het daveren van de zon,
Die heur wonne over de wereld spon
En spint; dat is het spelemeien
Van ebbe en vloed der zonnetijen.
M’n fiets dat is een foor van lichten,
Zoveel dwarlende schichten
Die draaien door elkaar:
De kermis van dit jaar.
Gewonnen verloren, gewonnen verloren,
M’n fiets dat zijn de koren,
Die komen uit d’Afrikaner landen
Met d’eerste zonnebranden.
Beiaarden van blijheid
Leven over ’t land,
Beiaarden van blijheid
Beven in de zonnebrand.
O, m’n fiets gij zijt
Bron van al m’n blijheid;
O, m’n fiets gij zijt
Leven in der eeuwigheid.
Rijd, rijd
Aldoor;
Rijd, rijd;
Aldoor;
Gewonnen verloren, gewonnen verloren,
De horizonnen zijn uit d’eeuwigheid.
---------------------------------------------------------------
Farandole: Provençaalse dans waarbij een keten gevormd wordt
Music-hall (april 1915)
Schrijver: Paul van OstaijenInzender: Redactie, 25 mei 2019
Geplaatst in de categorie: vrijheid