Waar bleef de zwaan?
Zou het al zinken en vergaan,
Waar bleef de zwaan?
Waar bleef de zwaan,
De zwaan, dat vrolijke waterdier,
Nooit zat van kussen?
Geen waatren blussen
Haar minnevier.
’t Lust haar te nestlen op de vloed,
Zij kweekt de gloed,
Zij kweekt de gloed
Met hare vrolijke wederga,
En kipt hare eiers,
en acht geen schreiers,
Noch vreest geen scha.
Vliegende jongen zwemmen mee
Door stroom en zee,
Door stroom en zee.
Zij groeit in ’t levendig element,
En wast de veren,
En vaart spansseren
Tot ’s levens end.
Stervende zingt ze een vrolijk lied
In ’t suikerriet,
In ’t suikerriet.
Zij tart de nijdige dood uit lust
Met kwinkeleren
En triomferen,
En sterft gerust.
Stervende zoekt haar flauw gezicht
Nog eens het licht,
Nog eens het licht,
De bruidschat van de natuur te leen
Aan elk gegeven,
Om blij te leven:
Zo vaart ze heen.
-------------------------------------------------
vaart spansseren - gaat wandelen, onbezorgd leven
Rei uit het treurspel 'Noah' (1667)
Schrijver: Joost van den VondelInzender: Redactie, 8 mei 2007
Geplaatst in de categorie: natuur
En de 'jongen' vliegen nu juist nog niet, dat doen ze eerst als ze niet meer 'jong' zijn.
De stervende zwaan zingt zeker geen 'vrolijk' lied en al helemaal niet in het suikerriet, dat groeit elders.
En hoe KAN je het woord 'kwinkeleren' gebruiken? Een zwaan is toch geen zangvogel. Zijn geluid word soms vergeleken met een trompet!
Een gedicht zou een beeld of een sfeer oproepen. Het zou verwoorden wat met woorden (haast)niet gezegd kan worden. Het zou de essentie van iets moeten overbrengen.
Als je DAT van poëzie verwacht is dit gedicht een aanfluiting.