Liefde
Vaak heb ik in de slaap geplukt
Een witte, een rode roos,
Knikkende kinderlijk verrukt
Naar 't schoon dat ik mij koos.
Riep zon mij wakker door het raam,
Dan dacht ik: o, de roos;
Op 't dek hield ik de handen saam,
Maar leeg en liefdeloos.
En buitentredend, dromensmoe,
Vond ik het volk getooid,
Werpend elkander bloemen toe,
Doch ik heb niet gestrooid.
Wanneer zal op mijn morgensprei
het bloeien wit en rood,
en schud ik, springende in de rei,
De rozen uit mijn schoot?
Inzender: Redactie, 10 mei 2008
Geplaatst in de categorie: liefde