De ploegers
De trotse paarden trekken
het glimmend ijzer door den grond
en doen met kluiten, mals en rond,
de akker zich bedekken.
Eén man staat aan de ploeg
en één ziet, dat het recht gaan zal,
en beiden hebben zij aan al
hun aandacht niet genoeg.
Dan komt het tot een draaien,
de wijde zee van klei weer in.
De paarden houden even in.
De lange manen waaien.
De hoge koppen nijgen
zich neder tot de zware klei.
De luie modder zijgt opzij.
En de twee mannen zwijgen.
Tochten (1911)
Schrijver: Jan PrinsInzender: Redactie, 11 juni 2020
Geplaatst in de categorie: werk