AAN DE MAAN
o Troosteresse in leed! o vriendelijke maan!
Hoe kalm drijft gij daar ginds in 't blauwe diep der heemlen!
U groet het avondkoeltje en ritselt door de blaân
Van berk en populier, die in uw glansen weemlen
Misschien doet ge ook uw licht door 't bontgeschilderd glas
Der dorpskerk op het graf van mijn geliefden dalen;
Maar ach, al drong ge ook door tot hun zo dierbare as,
Ze ontwaken niet, hun oog is blind voor uwe stralen.
Eens ziet ge minzaam ook op mijne grafzerk neer;
Met der ontslaap'nen stof zal zich mijn stof vermengen;
Dan scheidt geen noodlot mij van mijn geliefden meer,
En 'k zal om hun gemis geen enk'le traan weer plengen.
Gedichten, R. J. Schierbeek, Groningen, 1851
Schrijver: Barthold Hendrik LulofsInzender: Han Messie, 2 oktober 2012
Geplaatst in de categorie: overlijden