Grafdicht
Op JONKVROUW
ISABELLE LE BLON.
(Overleden de 28 van Zomermaand 1636)
Wie hoor ik op mijn graf?
Gij minnaars, gaat’er af!
Wat koomt gij rouwe dragen,
En mijne dood beklagen?
Ai, staakt uw droef gesteen*!
Schept moedt, en weest tevreên,
En wenst mij niet op aarde
Bij u te zijn in waarde.
De wereld die is doch
Vol valsheid en bedrog.
De mens leeft met bezwaren,
Om schatten te vergaren;
Daar alles, wat men ziet,
Veel minder is dan niet,
En in ’t rechtvaardig oordeel
Heeft niemand enig voordeel.
Zelfs d’allergrootste vreugd,
De schoonheid en de jeugd
En kan niet lange duren;
’t Moet al de dood bezuren,
Hoe machtig en hoe rijk,
’t Vergaat tot stof en slijk.
Al wat er is geboren
Wordt as, als ’t was te voren.
Ik rust hier wel te vreên,
En ben u voorgetreên*,
En zal uw komst verbeiden*,
Om zonder meer te scheiden,
t’Ontvangen zelf van God
Het onverganklijk lot,
En, na een zalig sterven,
De zaligheid* te erven.
------------------------------------------------------------
*gesteen - gekreun
*voorgetreên - voorgegaan
*verbeiden - afwachten
*zaligheid - eeuwig geluk
Inzender: E.W., 27 januari 2004
Geplaatst in de categorie: overlijden