inloggen
voeg je poëzie toe

Poëzie

1581-1647

poëzie (nr. 3.996):

Galathea

minnaar:
Galathea, zie de dag komt aan.

Galathea:
Neen mijn lief, wil nog wat marren,
't Zijn de starren,
Neen mijn lief, wil nog wat marren, 't is de maan.

minnaar:
Galathea, 't is geen maneschijn.

Galathea:
Hoe, 't is nog geen één geslagen,
Wat zou 't dagen?
Hoe? 't Is nog geen één, 't en kan de dag niet zijn.

minnaar:
Galathea, aanschouw de hemel wel.

Galathea:
Laas! Ik zie de dagerade
't Onzer schade.
Laas! Ik zie de dageraad, de tijd is snel.

minnaar:
Waarom duurt de nacht tot 't avond niet?
Vreest ze dat wij met ons beien
Zonder scheien
Blijven zouden tot dat ons de dood verried*.

Galathea:
Nu, adieu, mijn troost en blijft gezond.
Wil mij nog een kusje geven,
Och mijn leven!
Jont mij nog een kusje van uw blije mond.

minnaar:
Och mijn leven, kom ik 't avond weer?

Galathea:
Och mijn moeder mocht het horen
En haar storen,
Och zij mocht het horen - maar komt even zeer.

minnaar:
Galathea, hoe raak ik van uw hals?
Laas, de dag en wil niet lijen
't Langer vrijen,
Dank hebt van uw zachte kuskens en van als.

-----------------------

marren: dralen, talmen
laas: helaas
Jont: gun
verried: zou overvallen
haar storen: zich boos maken
lijen: gedogen, dulden
als: alles

Schrijver: P.C. Hooft
Inzender: Redactie, 3 augustus 2020


Geplaatst in de categorie: overig

4.0 met 18 stemmen aantal keer bekeken 7.039

Er zijn nog geen reacties op deze inzending.


Geef je reactie op deze inzending:

( vink aan als je niet wilt dat je e-mailadres voor anderen in beeld verschijnt)