Het breistertje
Mooi Kniertje staat van dag tot dag
En breit voor haar deur een kwartiertje:
Voor wie dat paar kousen wel wezen mag,
Mijn allerliefste Kniertje?
Voor wie dat paar kousen wel mag zijn,
Voor moêrtje of voor vaârtje?
Zucht dag op dag die bleke Krijn,
Of zijn ze voor Grietje of Saartje?
Wel Krijnbuur! wist je dat zo graag?
U wil ik het niet verzwijgen.
Je bent niet voor niets zo jentig vandaag,
om alles uit me te krijgen.
Beloof me dat je het niemand zegt,
Spreekt Kniertje, hoe langer hoe zachter;
De wereld is tegenwoordig zo slecht;
Ze zocht er zeker wat achter.
Die kousen zijn voor mijn moêrtje niet,
Ze passen niet voor mijn vaârtje;
Ze zijn ook niet voor zuster Margriet,
Nog minder voor ’t kleine Saartje.
Ze zijn voor geen oompje, ze zijn voor geen meui,
Hoe hoog of laag ze sprongen;
Ze zijn ook niet voor een oude kneu,
En niet voor een laffe jongen.
Ze zijn - ze zijn - ze zijn - ze zijn -
Je zult het maar raden moeten!
Die kousjes, zo witjes, zo netjes, zo fijn,
Ze zijn – voor twee blote voetjes.
-------------------------------
jentig: hups, aardig
meui: tante
kneu: babbelzieke vrouw
De kinderen der zee 1861
Schrijver: Nicolaas BeetsInzender: Redactie, 4 juni 2019
Geplaatst in de categorie: humor