O tempora!
O Piëteit!
Van vroeger tijd,
Hoever zijt gij te zoeken!
Der vaad'ren deugd ging naar de maan,
Der vaad'ren dichtkunst van de baan
Voor vreemde zwadder-boeken!
Ach! Helmers dood!
En Poot niet groot!
Is 't niet om bij te huilen?
Dit jong geslacht zou, als het kon,
De blanken, marm'ren pantalon
Van Tollens zelf bevuilen!
Ik doe mijn best
Net als de rest
Van stichtende poëten,
Ik dichtte met mijn hartebloed,
En nu durft mij dat addrenbroed
Een grappenmaker heten!
De lieve Heer
Bewees ik eer
Met zangen vroom en vaardig -
Ik sprak van deugd en godsdienstzin,
Van kristenvreugd en kristenmin!
Helaas! - men vond mij aardig!!!
Mijn vaderland,
De Huwlijksband
Prees ik met al mijn krachten.
'k Zong van ons dierbaar Vorstenhuis,
Van 't lief en leed in eigen kluis -
En Neêrland, Neêrland lachte!!!
Ween! Holland, ween!
Waar moet dat heen?!
Mijn volk, gij zijt verkouden!
Wis loopt de wereld op haar end,
Als echte vroomheid wordt miskend
En voor een grap gehouden!
Vermolm! mijn lier!
Geen dichtervier
Zal meer mijn borst ontstijgen.
Strooit, vrome barden, dan niet meer
Uw paarlen voor die zwijnen neer,
Komt! laat ons nu maar zwijgen!
'Grassprietjes' van Cornelis Paradijs
Schrijver: Frederik van EedenInzender: Redactie, 26 oktober 2019
Geplaatst in de categorie: humor