Op de kindsheid
Beminlijke aardigheid der vroege levensjaren!
O kindsheid, wier begrip van geen vooruitzicht weet!
Gij zingt, en lacht en springt, en waar ge ook binnentreedt,
Gij vindt de grond voor u bestrooid met rozenblaren.
De gulle blijdschap voert op 't klinken van haar snaren
U dag aan dag ten reie; en schreit ge om enig leed,
Gij droogt straks de oogjes af, terwijl gij 't ras vergeet.
Ach! mochten de ouden u in onschuld evenaren!
Met recht wordt uw gewaad veelvervig afgebeeld,
Terwijl gij met een aapje of met een vogel speelt:
Maar uw onzondig spel zal nooit u 't hart doen wroegen.
Gij zijt benijdenswaard, al streelt gij u met waan:
Want als we aandachtig 't oog op onze daden slaan,
Zijn wij zo kinds als gij, doch derven uw genoegen.
Inzender: Redactie, 14 oktober 2012
Geplaatst in de categorie: kinderen