DE DICHTER TOT DE EINDLOOSHEID
Heilige eindloosheid,
Buiten ruimte, buiten tijd,
Slingren zich de zaal'ge reien,
In een eeuwig zich vermeien
Aan U toegewijd.
Eenmaal in de droom
Strookte mij de zoom
Dezer waaiende gewaden,
En ik mocht een oogwenk baden
In die wervelstroom.
Sedert pleegt de dag,
Als een jonge lach
Die zich loswindt van de lippen,
Immer aan de wil te ontglippen
Van mijn zwak gezag.
Telkens waar ik buk
En 't geplukte druk
Als bezitting in de handen,
Rukt het zich uit vorm en banden
Opwaarts naar 't geluk.
Geen gedachte kan
In de kalme ban
Van het klaar verstand verblijven,
Maar zij wil een lijn beschrijven,
Die de trans omspann'.
En wanneer ik zing,
Stijgt mijn zang als ring
In steeds wijder, teerder bogen,
Zevenkleurig overtogen,
Of zij U omving.
Heilige eindloosheid,
Buiten ruimte, buiten tijd,
En het weerspel harer glansen
Met de maatstaf van Uw dansen
Werd inééngereid.
Opvluchten (1922)
Schrijver: Aart van der LeeuwInzender: Redactie, 4 augustus 2014
Geplaatst in de categorie: tijd