Voorbijgangster
Een lief gelaat in tere lijnen
Een stille lach om jonge mond:
Zo schreed zij daar; en de eigen stond
Voelde ik een leegte in mij schrijnen.
Zag zij mijn blik bewondrend schijnen?
De lange wimpers zonken blond
Op de ogen; 'k zag haar lach verkwijnen
En voelde schaamte om wat ik schond.
Toen welde in ’t hart een diep verlangen:
Een jong gelaat, dat minnend vleit,
Wenste ik, een hand vol tederheid,
Die mild de mijne hield omvangen,
Een fluist’rend woord, dat troost zou langen
En breken deze eentonigheid. -
Nagelaten verzen (1918)
Schrijver: Johan van 't LindenhoutInzender: Redactie, 26 september 2014
Geplaatst in de categorie: eenzaamheid