Stil is de nacht.
Stil is de nacht en lieflijk blinkt de maan;
Vermoeidheid rust met zorg en vrees en smarte, -
Maar liefde waakt in 't rustloos kloppend harte,
Zij, zij-alleen kan niet ter ruste gaan!
En waar legt Gij het lieflijk hoofd ter rust?
Melieve, waar spreidt u de slaap haar bloemen?
Wat legerkoets kan zich gelukkig roemen,
Dat zij u draagt en op haar sponde sust?
Waar is u thans het dons ten deel gevallen,
Waar gij uw leên tot sluimren nedervlijt? -
O zij het zacht, gelijk gij waardig zijt,
Zacht als gij-zelv', die zachter zijt dan allen.
En slaap gerust! - geruster dan ik 't mag,
Sinds mij uw beeld geen rust vergunt te smaken,
Sinds 't mij bij nacht zo menig uur doet waken,
En dromen doet de ganse langen dag.
Dat dromen ook is dierbaar aan de geest.
In dromen slechts bestaat al 't zoet van 't leven,
Maar die zijn 't zoetst die ons de slaap kan geven,
Als 't hart gelooft, dat wakend hoopt maar vreest.
O droom gij zoet! en word niet wreed bedrogen,
Ontvlie 't geluk u nimmer met de rust! -
Droom zoet en schoon van liefde en levenslust!
En laat die droom profetisch wezen mogen!
Gedichten I (1905)
Schrijver: Nicolaas BeetsInzender: Redactie, 9 januari 2015
Geplaatst in de categorie: liefde