De volmaakte gave.
Wie arbeidt werkt aan zich en wie de kunst
Ziet als zijn arbeid werkt zich op tot God.
Zijn leven wordt een eng en streng gebod;
Een strevend geven zonder éne gunst.
In zijn gedachten, in zijn daden, streeft
Hij steeds gedreven door dezelfde trouw,
Gelijk in liefde streeft de reine vrouw,
In vol geloof aan hem wie zij zich geeft.
In hem ziet zij de goddelijke Vlam
Die tot een offer heel haar zijn begeert;
Die als zijn recht haar ganse zijn verteert
Wijl hij van god tot haar op aarde kwam.
Zij offert hem haar schoonheid en haar jeugd;
Zij leeft alleen, wanneer zijn liefde spreekt;
Zij lijkt alleen, wanneer zijn liefde ontbreekt
En zelfs dit lijden is haar als een vreugd.
Zo is de kunstenaar; en zó, gewijd
In toegewijde liefde wordt hij groot.
Zo overwint hij 't leven en de dood
En heft zijn arbeid op tot eeuwigheid.
Wie arbeidt werkt aan zich; en wie de kunst
Kent als zijn arbeid nagelt zich aan 't kruis.
Hij spreekt ‘Vergeef het hun’, als het gespuis
Hem hoont, en neemt hun ‘edik’ als een gunst.
Als de Volmaakte Gave, die niets wacht
Dan Zelf-verlossing door Volmaakte Daad
Sterft hij en Zege is op zijn laatst' gelaat
Wanneer hij spreken kan ‘Het is volbracht’.
Onze Eeuw. Jaargang 23. 1923
Schrijver: Marie Metz-KoningInzender: Redactie, 12 maart 2015
Geplaatst in de categorie: psychologie