HET GRAAN
Zon en wind zijn de gezellen
Van de helle vreugd,
Die hun moedwil op doet wellen
In de bloem der jeugd —
Waaiend haar, gekreukte kleedren
En een losse strik,
Zelfs de ziel draagt lichte veedren
Als een leeuwerik. -
Maar zich 's middags neer te vleien
In het warme graan,
Al die gouden arenrijen
Rond zich te zien staan,
En het wonder te begrijpen
Van het nauw verbond
Tussen hun geduldig rijpen
En de trouwe grond,
Zal dit niet een weelde blijken
Voor de wandelaar,
Die zichzelf mag vergelijken
Met een vruchtbaar jaar?
Zon en wind zijn de gezellen
Van de helle vreugd,
Doch de zoete korrel zwellen,
Liefde, doet Uw deugd.
Opvluchten (1921)
Schrijver: Aart van der LeeuwInzender: Redactie, 21 september 2016
Geplaatst in de categorie: natuur