Avond aan Zee
De gladde golven glippen naar de rede
Met klaterend even, weer gesmoord gekoos,
De hemel schemert over zee, en mede
Is vrede wijd en zijd en tijdeloos.
En uit de haven komen zij gegleden
De boten met hun zeilen roereloos,
Een kantige schaduw tegen donkerheden,
In 't spiegelende nat een schaduw broos.
De nacht is peilloos; waar de verte zwicht,
Verschijnt, verdwijnt het wezenloze licht
Van ene baken in de zee verloren.
De boten, onbeweeglijk, gaan te lore.
Ginds in de nachtelijke wederschijn,
Schaduw en schaduwbeeld verschemerd zijn.
Van Nu en Straks, jrg 4 (1900)
Schrijver: Alfred HegenscheidtInzender: Redactie, 18 mei 2017
Geplaatst in de categorie: natuur