AAN DE JONKVROUW MARGARETA VAN RIJN
AAN DE JONKVROUW MARGARETA VAN RIJN,
KUNSTIG AFGEBEELD DOOR FILIPS DE KONING.
Gratior et pulchro veniens in corpore virtus.
(Het bevalligst komt de deugd in een mooi lichaam uit.)
Wat zien we hier? Is ’t verf en schijn,
Of wezen? O, gij overschone!
Men krone u billijk met de krone
Der schoonheid, paarle van de Rijn.
Kwam ’s levens toorts aan glans t’ ontbreken,
Aan vier en vlam en Hemels licht,
De zon zou aan uw schoon gezicht
En ogen zien haar toorts t’ ontsteken,
Aan die turkozen. Men beloof
Zich niet, verwaand, dat vier te malen;
Bij zulke levendige stralen
Is d’ allereêlste verf te doof.
De verse bloemen op de wangen,
De zwier van ’t blonde haar, de mond,
Een opgeloken morgenstond,
De harten prikken met verlangen.
Dat poezlig en gezield albast
Des blanke boezems, o, dat sopje
Van schapestremsel! lekker kropje!
Gij noodt een Engel zelf te gast.
Doch schoonheid, zonder pit van zeden,
Waar slechts een blote schors; nu zweeft
Een geest hierin, die leven geeft
Aan die volschapenheid der leden.
Wie plukt dees roos? Wie trouwt dit pand?
Wie anders als een koningsband?
Inzender: JM, 6 december 2002
Geplaatst in de categorie: adel