Aan Jacoba
In uw grote bruine blikken
Schuilt een wondre tovermacht.
Nu eens troosten zij mij zacht;
Dan weer doen ze mij verschrikken.
Praat ik rustig met u over
Iets van algemeen gewicht,
Vriendlijk straalt dan uw gezicht,
Als de maan door lentelover.
Maar nauw waag ik het te klikken
Van mijn hard poëtenlot,
Of meedogenloze spot
Vuurspuwt uit uw donkre blikken.
Is het dan zo iets bespotlijks,
Steeds te plassen in een zee
Van het onverklaarbaarst wee?
Is dat niet iets gruwzaam-godlijks?
Hoe? Reeds fonklen weer uw blikken?
Enge, och, genade! Ik zweer:
'k Spreek nooit van mijn lijden weer!
Stom hoop ik mij dood te snikken.
----------------------------------------
uit: Lelietijgers (1856)
Inzender: Redactie, 4 januari 2024
Geplaatst in de categorie: verdriet