Voor paarsblauwe avondlucht zie 'k uit mijn raam
Voor paarsblauwe avondlucht zie 'k uit mijn raam,
Als ijle veren, in de grond de stelen,
Stil hun gewelfde pluimen, mijn abelen,
Abelen, grac'lijk edel als hun naam,
Die 'k niet kan zeggen, zonder hem te strelen
Met voorzichtige lippen; ja, ik schaam
Me half, dat niet, muzikale Calame,
Mijn taal hem schild'ren kan met klankpenselen.
De ellipsen staan, geärceerd om loodrechte as,
De top gedoezeld, slank voor 't stolpenglas,
Met vegen geel en violet bestreken;
Een smalle rode wolk, rakende lijn,
Ligt stil. 'T lijkt alles kraakfijn porselein,
Zo teer - 'k durf nauw'lijks zien, bang dat 't zal breken.
Brahman deel II, pag. 445(1919)
Schrijver: J.A. dèr MouwInzender: JM, 27 maart 2004
Geplaatst in de categorie: natuur