ONVERMOGEN
Op eenmaal soms ontwaakt in mij,
Wanneer ik 't minst verwachtte,
Van schoonheid en van poëzy
De wordende gedachte.
Een onbepaalde en zoete lust
Sluipt hart en aadren binnen,
Als werd ik in de droom gekust
Door een der Zanggodinnen.
Er ruisen tonen om mij heen,
En schone vormen zweven
In glanzig nevelwaas dooreen,
Die mij het hart doen beven.
De schoonste wenkt mij in 't verschiet
Om tot haar door te dringen;
Ik strek mijn armen uit -- zij vliedt,
En al mijn snaren springen.
NAJAARSBLADEN(1881)
Schrijver: Nicolaas BeetsInzender: R.W., 25 juli 2004
Geplaatst in de categorie: liefde