't is de ure der getijden
Daar is, in iedere zuster-cel,
Bij 't ronken van de wekker-bel,
Een vaag gerucht begonnen:
't Is 't mommel- momp'len van gebeden,
De kloosterkerk wacht beneden,
Heur stille, vroege nonnen.
Ze komen van de donkere trap,
In zwart habijt en witte kap,
Een beetje voor de vieren;
Daar hangt in menige vensterspleet
Der gaanderijen, diep en breed,
Een kwaaie wind te gieren.
Ze slefferen op hun sloffekens* voort,
Daar spreekt geen één een luttel woord,
Hun paternosters rinkelen;
Een vale schijn vergeelt hun wang:
Aan 't einde van de zwarte gang
Staat er een kaars te pinkelen.
Bij pozen kreunt er 't piep-gezeur
Der zwaar, antieke kerkedeur,
Waardoor hun schimmen glijden,
Daar roept door 't huis een flauwe bel,
Daar brandt een lamp in de kapel;
't Is d'ure der getijden.
-----------------------------------
sloffekens: pantoffels
vondelingskens
Schrijver: Alice NahonInzender: adm, 6 augustus 2004
Geplaatst in de categorie: religie