Angústia
De zee trekt onder de nacht
Naar vele verlaten stranden;
Als een vloeibare wind is zijn klacht,
En zout, zoals tranen branden.
Ik voel dat overal waar de
Branding in snikken breekt
Tegen de kusten der aarde,
Mijn leed met zijn golven smeekt
Om de verloren genade
Jou weer nabij te zijn.
Ik wil van mijn schip af waden
Naar iedere einderlijn.
Want nergens en overal,
Als ‘t licht van de maan uit de wolken,
Doolt mijn verdriet door ‘t heelal
En wil zich verdrinken in kolken.
Maar ik weet dat de zee en ik
Des nachts hetzelfde voelen,
Om één leed tezamen woelen
Op ‘t oeverloos bed tot een snik.
Zo zocht ik om te vergeten
Dat ik alles verloor om een vrouw;
Maar waar hij ook door haar schijnt bezeten,
Word ik toch weer gedompeld in rouw.
Al dwalend XI
Schrijver: Jan Jacob SlauerhoffInzender: Redactie, 14 mei 2022
Geplaatst in de categorie: verdriet