Als muziek in een donkere kamer
zwerft hij door de stad,
niet denkend aan gisteren,
het leven dat hij had.
Geschopt, vernederd, geslagen.
‘t Doet ‘m allemaal geen reet.
Nu is alles beter,
gezien het leven dat hij leed.
Hij lacht zijn verdroogde lippen kapot,
denkt niet meer aan de pijn.
Vanavond zal hij sterven,
dat zal de apotheose zijn…
Veel te laat om nog te klimmen
en bovenin de top te staan.
Deinen op de kale takken,
zoek raken in de wind,
héél zacht vallen
in het witte gras
...
en weer omhoog!
Een onvermoeibaar kind
verloren in de wind;
takken bre-
ken
onder mijn
gewicht.…