woorden aan
hun begin nog
naakt geprevel
naamloos in een
wankele nacht
de maan beeft
en luistert
de dwalende
wind houdt
zijn adem in
woorden horen
de verte zoeken
het houvast
zweven als
witte vogels in
het vroege
ochtendlicht
naar de taal
waar ze
willen wonen…
er zou geen
weerzien zijn
wisten we
het niet of
deden we
alsof de
zachteoze
appelbloesem
altijd in
het zonlicht
zou baden
de kracht van
het afscheid
wordt onderschat
eenmaal
uitgesproken
kun je het
nooit meet
helemaal
terug nemen…