ga liggen
in het groene groene gras
en kijk naar de blauwe lucht
en kijk
en kijk
en voor je het weet
val je met een zucht
naar boven
in de blauwe blauwe lucht…
dit lijf
een hoopje nog van maag en darm
van vlees en been en brein
een arm gebroken in nog warmend gelig gras
een buik gespietst op groenbemoste hoogterotsen
dit lijf
vol pijn
dat wacht
duldend en alleen
als de dieren
op de uittocht…
uit een bladknop spartelen
een leven lang
hangen aan één enkele boom
en bij zon en wind en regen
of in avondlijke stilte
van andere bomen dromen
tot de herfststormen komen
en dan
bevrijd
naar de aarde dartelen…
de zee is niet
het lijfbezaaide zomerstrand
de buiken verankerd in het hete zand
de zee is niet
hengelaars op de pier
hangend aan hun stok verstokt
de zee is niet
vissersboten zwalpend op de groene golven
gevangen in hun netten
de zee is zelfs niet
meeuwen die schreeuwen in de branding
of een zon die ondergaat in zee
de zee is alleen…
in de loop van ongeregelde getijden
kolkend weg
uiteindelijk tijdenloos
langs scheve vlakken schuivend weg
uiteindelijk afgevlakt
de loopse tijd is uitgedrift
het schuinse vlak is afgeschoven…
Anna, je bent nu vijfenzestig jaar geworden
één jaar ouder, één jaar minder jong
maar je weet
het is maar schijn
je was, je bent, je zal altijd zijn
Anna van de bergen, Anna van de bossen, Anna van de zee
altijd
en veel langer
Arnold van de bergen, Arnold van de bossen, Arnold van de zee…
langs stille bomen gingen wij
in onszelf verloren
in onszelf alleen
alleen de regen ruiste
en dan
uit het niets
uit de nevels omhooggeschoten
langs het lover zweefde zij
de hinde
en wij
de voorbestemde doden
leefden wij even eindeloos
leefden wij even niet alleen…