men met een centje wilde doven
En zo liepen zij steeds heen
onschuldig om die eerste steen
met duizend sprookjes in hun hoofd
die er toch waren om te dromen
want de Blauwbaard zou ze lomen
als het zonlicht tussen bomen
niemand anders dan zijn zuster
die er wist wat er ging komen…
altijd zijn er
kapers op je kust
ze haken naar je schatten
kapteinen in hun
roversstaat het recht om alles
van je ongestraft te jatten
ze blauwbaarden
met mooie woorden ja jij
was het die hen bekoorden
nu galei je als een boef
gezeten op het laagste roef
geketend tot de haak je weer behoeft…
ik hou van het meisje dat wel zag hoe blauw de baard van Blauwbaard was- dat
was juist de reden. Ik houd van Doornroosje die alleen maar deed alsof ze sliep.
Ik houd van sneeuwwitje, die de dwergen een stelletje neuroten vond.
"Wie heeft er op mijn stoeltje gezeten? Wie heeft er van mijn bordje gegeten?…
gegeven de schrijnende jenners
die rust'loos joelend fokken
om soortgelijk broedsel te lokken
krenkend de likkende penners
ontremd vaak veel in steden
waar ze in ‘n mum verstieren
wat penners in jaren versieren
voor burgers die leden en beden
om waarheid in woordspinsel
gelaarsde kat en roodkapje
blauwbaard in bessenpapje
mossen bossen…