je staat onthand op de kade van het afmerend
vergeten bij de meerpaal van een groot verlies
en moet met lede ogen aanzien hoe het schimmige
scheepje van weleer snel stroomafwaarts zeilt…
ik ga maar
moet jij gedacht hebben
en jij vond achter iedere kraam
ogen die zochten naar jou
de regen huilde met je mee
en de stille dood verliep in kou
verdwaald
vocht je jouw weg naar buiten
maar telkens die dove roep
terwijl de diepte verdween
en de aarde enkel
afmeren kende
het bracht je verder heen…
roodkoper is de reling
gepoetst door hem en haar
ik schipper maar
kombuis in
warme knusheid die toch
met koude stilte strijdt
want ieder heeft
een eigen zeil gehesen
nog spinakel ik voorop
maar voel gedonder
bij het reven niemand
heeft meer iets te geven
heb ze afgemeerd aan
lager wal het geflikflooi
begon in het vooronder al…
Stil in het prille licht
van een spoedig afmerende herfst
lig ik verankerd
aan een bonkige kade
alleen de nachten passeren hier
als dolende regendruppels
ze baren een vage grens
tussen waken en slapen
verwarmd door een zwarte mantel
wentel ik me in het vederlichte
van de eenzaamheid
omheind door een vaag blikveld
kleuren kruipen kort…
Schippers, schepelingen
weten er
van varen
van afmeren
In dichte mist
kan 't verkeren
de sluis gemist
op stuwen....
gestoten en gestuit
staalhard op hard staal
vaartuig, dat wil vallen
vallen, ruwweg vallen
drie meters diep
-aan de lat-
van niets...weten
't roer op rechtdoor
Grave...…
zich
met een diepere onderstroom
het oppervlak glinstert nog altijd
in veruiterlijkte kleuren, iets verdonkerd
met het lichaam van het leven, weliswaar
de geest van zelfbehoud
waart rond in mijn zwarte waters
ik zou hem graag een ark bouwen
om hem met me mee
stroomopwaarts te voeren
bij de oorsprong
en hem afsnijden
van het een opnieuw afmeren…
Zie hoe die parel daar zo glansrijk
spiegelt in de Nieuwe Maas
Zo'n klassieke fraaie stadswijk
met een boeiend oud relaas
Over rederij en kantoren
cargadoors en kapiteins
havenkroegen, Hoge Heren
de aken en de accijns
Refrein:
Waar het Werk nog altijd Nieuw is
alleen dat doet al plezier
Waar nog zeekastelen afmeren
zoals ooit de Batavier…
het schip dat wij voeren
jachtte door bekende wateren
of dobberde door nieuwe
groeiend naar volwassenheid
met en voor mensen
reizigers van het ruime sop
werd het langzaam maar zeker
van lonkende haven tot thuis
daar afmerend en ankerend
ons met en aan elkaar lavend
konden wij laden en sterken
alvorens de tocht te vervolgen
als dan…