Zo zitten in de berm, ik wacht
tot we bij een cafeetje zijn...
Een cafeetje kwam in zicht
we waren allen blij
Wie gaat er eerst? Vroeg ik aan Pa
Ik eerst, zei pa met overwicht
't W.C.tje is voor mij...
We stonden allen in het rijtje
Wat duurde het toch lang...…
Wat van hem als schrijver overblijft
Zijn wervelende, fonkelende zinnen
Die komen als de zomer bij je binnen
Zoals hij in één pennestreek beschrijft;
De jonge vrouw die een cafeetje binnenschreed
"Ze droeg een rokje waar de wind wel raad mee weet"…
Het schemerde al toen ik
langs grauwe huizen liep
en daar herinneringen zag van
het huis waar ik als kindje sliep
Ik proefde weer de sfeer van toen
de stilte van de kleine straat
waar op het hoekje nog steeds
dat klein en oud cafeetje staat
Ik wist ik heb hier niets te zoeken
mijn ouders zijn er niet meer
en ook mijn boers en zusje niet…
rondhangen en bemerken
weigeren naar huis te gaan
niet meer op je benen kunnen staan
moe zijn van dat zo gezegde werken
het beest kwam boven en blijft drijven
zinloze gesprekken, verloren dromen
moeilijk daar nog doorheen te komen
de duivel heerst, laat onrust verschijnen
een cafeetje hier of een taverne daar
wat jenever en wat glazen bier…
nog jong, juist vijftien jaar
en verder een nogal eenzaam kind
Online ontmoetten hij en zij elkaar
de pedofiel en ‘t meisje tegenwind
Zijn woorden klonken zo oprecht
dat ze alles snel reeds ging geloven
Hij leek innemend doch was slecht
hij wou ‘t argwanend vuur doven
‘t Eerst treffen was al gek geweest
ergens in een vuil achteraf cafeetje…