gespleten
Deze keer kon men hen ook niet voorbijzien;
oh, die luiden nodigden hen mee voor ’t eten
Na een zware reis kwamen ze in hun dorp aan
oh, daar werden zij met luid gejuich onthaald
Later stilden ze de honger met gebraden haan
onder het eten riepen zij, we waren verdwaald
Toen werd er bouillon voor die stam gekookt
eerst moest een ketel…
De ketel vast,
En 't kokend water wel gegoten;
En dan uit 't kopje blank en net,
Gereed daar op de dis gezet,
De kostelijke drank genoten.
O nat! met bruin en goud gekleurd;
O nat! dat zo bedwelmend geurt,
En onze geest naar 't toverrijk kunt mennen;
Och!
Weet ge, weet ge nog
Wanneer ik u heb leren kennen?…
benijd
maak een vent van hem, ik zal je zeggen hoe
ik leer hem “mens erger je niet” maar wat doet dat er toe
de dichter en de schilder leven hier in schaduw op het water
met de zon in de goot is ook hun inspiratie nu dood
de “IK” doe en denker in gedachten van Renoir
zie je een licht dat langzaam dooft… ce soir
de kachel zal niet branden en de ketel…