in zachte gebaren
vochtig langs een koele wang
opgestoven door wat haar
en wild
bespeel de takken
als de dwarreling van oud bewaren
stil verkild
in doosjes van geluk
de snelle vlucht naar toen
gelijk de zilte zoen van ooit
een vlindervleugel wordt heel zacht
omhoog
getild…
het windgedicht
over mijn vrind
stormt ook een
menselijk gezicht
ik dacht dat hij speelde
wat vlaagde en de
tijd vertraagde in
de luwte van toen
had met hem te doen
omdat hij zich
stuurloos liet gaan
duikend in de laatste waan
wilde de wereld zien
zijn krachten meten
zonder ankers en
limieten alles vergeten
liet zijn macht…