Schuilevink
Zij slaakte kreten, hief haar kleine armen:
het hemellichaam hing weer klaar te pronk.
Geen glimlach van een ongehoord erbarmen,
een oor was het dat mij hier tegenblonk.
Een rechteroor, zei ik, en dat het slonk,
het oor van Schuilevink, maar huilt een kind,
hoe zachtjes dat ook in een hoekje klonk,
dan vond het absoluut gehoor bij deze vrind.
Wij waren samen stralend eensgezind
en als de dood zo stil het laatst kwartier.
Wij wisten ons een poosje echt bemind,
de deur van lood stond even op een kier.
Beneden werd weer doodgemoedereerd
zuster maan door broeder zon beheerd.
Geplaatst in de categorie: liefde