Biecht
Ik wist niet wat ik moest geloven
tussen gebrandschilderde ramen waar
verguisde - verwilderde zeden
in de ban werden gedaan
door verheven mannen - eens met baarden
die hier nog spraken met behaarde tongen
over het woord van Liefde
en het roemde - verdoemde
ongenadig het dan braken
in overzichtelijke lettergrepen
die tezamen - maar gescheiden
aan gedienstigen werden tentoongespreid
in die ene grote letterkast
waarvan ik altijd had gedacht
dat vervolmaakt dat ene woord
zo waterpas ondeelbaar was
Maar het dwarrelde in goed en kwaad
door zon beschenen tegenlicht
en met rozen op mijn schoot
schoof ik hem langzaam dichterbij
waarop hij zei dat ik hem vader toen mocht noemen
en gaf antwoorden - zo vaag
als witte bleek van zijn gezicht
en wist dat het hem niets kon schelen
want hij zou mij toch verdoemen
Van zijn oordeel stond ik op
nadat hij aandrong in verduren
en verliet zijn erfzonde
en zijn Weesgegroet verdriet
waar ik niet wijzer was geworden
van een man die bij mijn heengaan
nog zou galmen - mijn zoon
vergeet uw mooie bloemen niet
En ik dacht nog bij mezelf
nee- hij heeft ze niet verdiend
maar hij mocht mijn rozen houden
kransjes bidden voor de liefde
want hij had ze harder nodig - zag ik
meer nog dan mijn vriend
Zie ook: http://www.stromangedichten.blogspot.com
Schrijver: jan haak, 2 september 2009
Geplaatst in de categorie: filosofie
Je beschrijft het integer en gebruikt beelden die passen bij de kerk zoals de glas in lood ramen en hun licht waarmee je speelt.
Er wonen veel beelden (en ik bedoel geen heiligenbeelden)in je gedicht die me sterk aanspreken.
Sterk gedicht !