Het Luciferische
Een naamloze schaduw komt binnen
door tijdloze koude tocht omspoeld,
spiegelt door mijn ogen de kamer in
op het netvlies van mijn gewonde zinnen.
Grimmig weersta ik zijn oude, vertrouwde blik
die mij doorzindert met duister, onaards geweld.
Welk bloed kan deze vlammengloed doorstaan
die niet door koudvuur is geveld?
Maar voordat de angst mijn hart verslaat
en radeloosheid mijn vlijmende wil versaagt
welt een oud weten in mij op:
het wezen dat daar staat
ben ik zelf, de zwarte spiegeling
uit zijn blikken stroomt in mijn ogen.
De tovermacht van zijn zwarte zegelring
bestaat alleen omdat mij angsten ze gedogen,
verdicht zich tot een drogbeeld vol duistere zin:
ik heb mij met dit schaduwbeeld bedrogen –
de moordenaar in spe zit binnenin.
Het baanbrekend licht
dat mij met moed en hoop vervult,
doet de schim verbleken tot hij is gezwicht.
En langzaam keer ik om,
richt mijn blikken om mij heen.
De manke voetstap van de doodsdemon
sterft struikelend weg, terug;
het leven roert zijn trom.
Geplaatst in de categorie: psychologie