De microfoon staat uit
achter mijn hand, gebald tot vuist
doch in niet verstarde trekken
spreek ik mezelf toe en mogelijk
ook ieder ander en anders
het speeksel dat droog blijft
laten de woorden enkel in mijn hoofd
die het werk doen, mateloos overdenkend
en onderweg zijn naar antwoorden
die ik in de echo van de stilte
hoop te horen als het licht op vragen
door verbeelding en duidelijke invallen
opdat de waarheid zich toch wel
eens zal manifesteren
op een weg naar buiten richting
een verheldering van verdeelde krachten
die mijn hart doorboren
maar helaas nog geen pad tot
gezamenlijkheid weten aan te boren
over het waarom van de personen
in mij en de ander
zij vinden thans geen
opening in de put die orakels
naar boven doet komen
het galmt wel maar het zijn klanken
van zwarte dwergen die als mieren
bokjespringen in een wirwar
van kalverstraatpassanten
heen en weer zonder te kopen
af en aan met onbekende gelaten
ik dek mijn overpeinzingen af met stof
van eten, drinken en nicotine
het draagt mij over de brug
naar de overzijde zonder dat ik weet
of de kade daar in de toekomst
balken kan dragen van vertrouwen
Inzender: julius dreyfsandt zu schlamm, 23 april 2010
Geplaatst in de categorie: filosofie