Een dagje vissen.
Eens op een blauwe Maandag,
Het is heel lang geleên,
Toen wou je eens gaan vissen,
De zomerzon, die scheen.
Ik had nogal bezwaren,
Ik weet het immer nog.
Ik had niet moeten klagen,
Want jij ging immers toch.
De hele dag maar wachten...
Steeds weer de weg afturen.
Het wachten duurde lang,
Tot in de avonduren.
En eindelijk daar kom je,
Ik slaak een diepe zucht.
Maar voor ik na kan denken,
Komt nu pas goed de klucht.
Je fietst en fietst,
Komt dichterbij.
Je ziet me staan; je lacht en groet...
En fietst me straal voorbij.
Sta aan de grond genageld,
Ik kan het niet geloven...
Bij jou komt het besef,
Je valt ondersteboven.
Heel veel boze tranen,
Ik zeg: "Dat ik je haat".
Intussen, zit jij de vis te schubben,
Je draait je om en vraagt: "Ben je nog kwaad"?
Nu, na vijftig jaren, nu jij er niet meer bent,
Loop ik langs kalme banen,
Zie jouw gezicht, hoor nog je groet,
En ik, ik lach me tranen.
Wat is het lang geleden,
Die Maandag was echt blauw.
Ik kan alleen maar denken:
"Wat hou ik veel van jou".
Inzender: A.Stik-Snijder, 30 oktober 2010
Geplaatst in de categorie: humor