Het meisje met de zwavelstokjes
Op de trappen van de kathedraal
zit ze met geloken ogen nagenoeg sacraal
slechts steels verwijzend naar de beker
aan haar voeten waarin welhaast zeker
enkele centen nauwelijks de bodem bedekken
en blijft zij onbewogen met vermoeide trekken
haar koopwaar schroomvallig tonen aan
wandelaars die niet begrijpend verder gaan
zich afvragend waarom iemand bijna kind nog
bleek en schraal als was ze een beeld en toch:
een broze lente die zich standvastig koestert
in de zon die behaaglijk goud en warmte doezelt
op haar lijfgewaad dat haast van brons getuigt
nu de avondzon zich stilaan naar de einder buigt
wanneer de beiaard het uur zeven luidt verheft
zij zich met een gracieus gebaar maar wat mij treft
Is dat ze ’t op een lopen zet.
Tram 7 haalt ze net.
Geplaatst in de categorie: psychologie