Parque de Luxembourgue
ik rompel, ik strompel in rafelige lompen,
ik stoot tegen stenen, muren, stenen,
ik adem alcohol en bitterheid,
ik schuiver en scheld, en ik roep,
roep ik, ik scheld, ik schuiver,
want ik ben nu al dronken, dit is mijn
mijn bankje, dit mijn park, de bomen,
de duiven, de parkieten, de zwervers,
dit alles hier is van mij, godverdomme!
natuurlijk schuil ik voor de regen,
natuurlijk ben ik bang voor de mensen
die schreeuwen dat ik gek, grote gek ben,
ik ril en huiver in mijn rafelige lompen,
en toch proef en voel ik de extase van lente,
vochtig en geurig, kruidig, dat vleugje
lente langs de zoom van vergane Kashmir,
mijn dromen heb ik heel diep verborgen
in het uitgestrekte Parque de Luxembourgue
- spel je dat zo? ik heb geen idee -
mijn liefde, mijn verlangen heb ik begraven
en diep verstopt onder de rozenstruiken,
in een geurige aarde, vol insektenbeesten,
elke morgen hoor ik de klokken luiden
van de Nôtre Dame, ach, die mooie dame,
haar doffe, bonzende, holle, heldere klanken,
geven een zoete, heldere stem aan mijn ziel,
tevergeefs wend ik mij keer op keer tot God,
Hij knikt vriendelijk, maar luistert niet
naar de fluisterende stemmen van dappere
mensen, die zoeken en verlangen naar
iets wat ze ten diepste nooit zullen weten.
Geplaatst in de categorie: woonoord