Noodlot
(voor I. W.)
Het geluk glipt langs mij heen
zoals goudzoekers anderen goud zien vinden
en ik op lampionverlichte nachten
mannen vrouwen zie kussen
elkaar vurig strelend
likkend puffend innemend
als ongeremde dieren
blijf ik een ononthuld standbeeld
die tranen vloeit omwille van
de dingen die voor hem verborgen blijven.
De koninginnen in mijn leven hebben mij stuk voor stuk
de strot afgebeten. Ik heb geen enkele illusie over
nieuwe koninginnen, al zijn ze nog zo vol beloften
en lijkt het gesternte hen uiterst goedgezind.
Ik ben zelf ook geen lieverdje en zeker niet makkelijk
om te benaderen, laat staan te inhaleren. Zij wierp
diamanten en goudklompen in mijn bedelhoed, maar ik
kieperde alles in een zwarte sloot.
Ik ben zelfs het noodlot niet waard.
Had ik haar zachte voeten maar gekust.
Nu is ze mijn guillotine geworden,
terwijl ik juist mijn hoofd erbij had moeten houden.
Geplaatst in de categorie: rampen