Art. 461 WvS
alle voetstappen smoren terstond
een bord verzoekt niet te betreden
in het broekland van zompige grond
met roestbruine aderen doorsneden
pluizige pluimen deinen op de maat
wuiven zinloze gedachten voorbij
een lepelaar die op stelten staat
wakend in vlagen van dagdromerij
hier eindigt het land, is wat ik je zeg
nu kan niemand nog ergens heen
zonder te berusten in een eindige weg
balancerend op de rand, met één been
onverbiddelijk is de wet,
ondoordringbaar de geest
ook al ben ik gevangen in een denkbeeldig net
wat na het einde volgt vrees ik nog het meest
Geplaatst in de categorie: natuur