toen (voor S.)
toen je in een veld vol narcissen zat
en je met een glimlach opkeek
het kleine kind in je armen
was je toen gelukkig?
toen de meidoorns zich hulden in een groene waas
en je naar woorden tastte
voor het onderliggend verdriet
zag je toen de stukgereten wolken?
of voelde je de druk
in het vroege blauwe licht
de woekerende onpeilbare pijn
die je de adem benam?
Geplaatst in de categorie: individu