Lofzang op het Leven III - Niet langer van de Oude Wereld
Daar werden wij mystieke minnaars;
ginds in 't hart van Wasias boomgaard.
Onder loverrijk gewelf-
't met ooft getooide bladerdak,
dwaalden wij langs collonades-
schorsbehangen zuilengangen.
Dronken wij scharlaken wijnen,
proefden van 't gevallen fruit.
Het geestbedwelmend zoet parfum,
verstrooide onze naakte huid.
Daarginds in 't hart van Wasias boom-
gaard, werden wij mystieke minnaars.
"Liefste, weet je wel dat dieper
in de eeuwenoude meersen,
nimf en sater zonder schroom en
mateloos wild in trance dansen?
Naakt beminnen zij elkaar; de
tijdstroom voedt en schenkt extase.
Liefste, laat ons langs de grens
der meersen zachtjes nedervleien
- met een beetje schroom en mate,
tomeloos wild en schaamteloos naakt -
én elkaar bevrijd beminnen,
als man en vrouw, als nimf en sater. "
Tussen beide werkelijkheden
- faunenrijk en mensendorp.
Daar lag ons nieuwgestichte land;
daarginds op noordse Letheoever.
Land van diep verlangen naar
wat niet van deze wereld was.
Tussen beide rijken, sprak de
Lethe recht, als koning Minos.
Ginds gedijde onze gouw, daar
dansten wij onaardse walsen.
Onder vreemde sterren, gaven
wij de Oude Wereld op.
Geplaatst in de categorie: liefde
Op zich een heel mooie tekst, doch als gedicht - met al die kwatrijnen- eigenlijk wat te lang, naar mijn smaak.