NONKEL
Een beer als man, met kolenschoppen als handen. Doet geen hengelaasje kwaad en is de beste klant bij Louise: “In de Tapperij op den hoek!”
Hij schuttert zich te pletter en slaat de l’en, r’en en s’en over en brabbelt een duivels jargontaaltje, dat navenant, zelfs komiek, koddig en retegoed klinkt!
Een pint is een ‘gaaje’ en een vrouw een ‘vouw’!
‘Nonkel’ ruwt, maar kan begot ook héél doddig zijn. De dorpelingen trakteren hem gewillig op tijd en stond op een ‘gaaje tea’ en vertellen hem simpele schuine mopjes, waarmee hij dan bête bulderlacht en met verve, vijfentwintig zattemansgesprekken dimt...
Een vrijdagavond reed hij al flierefluitend met zijn antieke velo zijn ouderlijke erf op , want zoals altijd, verkneuterde hij zich al op de ‘ekkee buine fitte’, die gewoontegetrouw de vijfde dag op tafel kwamen en door zijn zorgzame bestemoer, steeds vooraf effen gebadderd worden in lichtelijk zout water, alvorens mooi bruin gebakken te worden in uitgebakken paard.
Klakkelings asgrauwde zijn gezicht, want hij zag alleen maar: ‘puée, met ewtje en wot en vee’ op de schamele tafel staan, laat staan dat hij geprikkeld werd door de specifieke walm van tegemoetkomende ‘fitteucht’!
Met een huiveringwekkende vuistslag sloeg hij plotsklaps een barst in de memelige, armzalige keukentafel, zoals alleen een grote bonte specht dat kan, die tegen 7 meter per seconde op een verrotte boom inhakt, om weliswaar pas na drie weken werkelijk rammen, een hakspleet te bekomen, doch evenzeer zonder er enige pijn aan over te houden...
Een paar doodskloppertjes staken verschrikt hun kopje even uit de wormstekige spleet en verdwenen weer razendvlug in hun veilige uitvlieggaatjes, toen ‘Nonkel’ grizzlyachtig brulde, als een vooroorlogse, verroeste stoomlocomotief, die men probeert aan de praat te krijgen en waaruit nog wat, in ‘zijn geval’, pijprook omhoog kringelde.
Zijn nu nog meer ineengekrompen oude besje, hield haar verrimpelde handjes over haar beide oren, alsof er een regiment F-16-straaljagers over hun dakpannen raasde:
“Atijd puée, noet nitte fitte! Foet, ikke fette nit! Ikke tik in toete tinke!”
Met één watjekouw, bokserbonkte hij de zware zwarte buitendeur open en wipte met een onvervalste, Schotse schaarsprong, over de wel één meter hoge doornhaag en deed bij ‘Louise, op den hoek’, rotsvast, wat hij in het vermolmde tafelhout geslagen had:
“Tik in toete tinke...”
... Nonkel kan niet goed praten en slaat de l’en, r’en en s’en over en brabbelt een duivels jargontaaltje! Het gedicht is zo een beetje een 'Puzzelgedichtje'! Aan u om de ontbrekende letters en vervormde woorden die nonkel uitslaat, te vinden en alzo te begrijpen, waar hij het juist over heeft... ...
Schrijver: Guido De Pelsmaeker, 27 oktober 2020Geplaatst in de categorie: individu
Prachtig nonkel!