Hy droeg onse smerten
T'en zijn de Joden niet, Heer Jesu, die u cruysten,
Noch die verraderlijck u togen voort gericht,
Noch die versmadelijck u spogen int gesicht,
Noch die u knevelden, en stieten u vol puysten,
T'en zijn de crijchs-luy niet die met haer felle vuysten
Den rietstock hebben of de hamer opgelicht,
Of het vervloecte hout op Golgotha gesticht,
Of over uwen rock tsaem dobbelden en tuyschten:
Ick bent, o Heer, ick bent die u dit heb gedaen,
Ick ben den zwaren boom die u had overlaen,
Ick ben de taaye streng daermee ghy ginct gebonden,
De nagel, en de speer, de geessel die u sloech,
De bloet-bedropen croon die uwen schedel droech:
Want dit is al geschiet, eylaas! om mijne sonden.
Inzender: Nelleke, 19 april 2003
Geplaatst in de categorie: religie